Skip to main content

Een weekje in de Pipowagen op de Mommenhoeve

By 23 juli 2018juli 24th, 2018Blog

Van 6-11 juli heb ik de pipowagen bewoond. Wat was het fijn, knus en stil.

De wagen staat aan de rand van de notenboomgaard; vanuit het raampje kijk je zo de boomgaard in, die wel een kathedraal leek, met zuilen en een groen bladerdak.

De eerste ochtend werd ik gewekt door blatende schapen. Tja, dat is wat anders dan de geluiden van de Utrechtse binnenstad, waar ik woon. Later sliep ik gewoon door koeiengeloei en schapengeblaat heen – het was onderdeel geworden van de stilte en de natuur waarin ik me bevond. En het bed was zó lekker!

Heel grappig was het brrr-geluid dat de paarden soms maakten, een loslaat-geluid, alsof ze wilden zeggen: laat alles maar even…

Het was zonnig weer, ik was veel buiten, fietsend of wandelend door de velden of langs de IJssel, of mijmerend aan de rand van de boomgaard.

De enige dag dat het wat somber weer was, was het heel fijn in de wagen. Samen met Lars heb ik pannenkoeken gebakken voor Sven en Jiri, versierd met rode bessen die we in de tuin geplukt hadden. En ik heb gelezen, lekker lui liggend op de bank. Ik had levensmiddelen van thuis meegenomen heb daar bijna de hele week van gegeten; geen zin om winkels in te gaan.

En toch ook wel fijn dat er op de achtergrond mensen waren: Lars om even ergens mee te helpen,  een praatje met Saskia, en soms hoorde ik in de verte de kinderen. Alleen en toch ook weer niet.

O ja, en meneer egel kwam op bezoek…

Spannend om ’s nachts het toiletgebouw op te zoeken, voorzichtig lopend tussen te vroeg afgevallen appels en noten door. Ik ervaar het als heel bijzonder om echt in het donker te zijn, ongewone geluiden te horen en sterren te zien.

Het fijne van zo’n weekje alleen in de natuur is dat je letterlijk en figuurlijk afstand hebt tot je dagelijkse leven, en vanuit die afstand weer beter naar je leven kunt kijken. Voelen wat klopt, en waar misschien nieuwe stappen gezet moeten worden.

Kortom: een heerlijk plekje om op adem te komen.

Mommenhoeve, dank.

Marja